Gaten in het gras

Deze week zijn er op het graslandperceel van Natuurmonumenten zeven grondboringen gezet en twee opgravingsputten aangelegd. In de opgravingsputten was te zien dat door herhaaldelijk ploegen een sterk gehomogeniseerde bouwvoor (teelaarde) is ontstaan, waarin eventuele akker- of walpakketten uit de brons- en ijzertijd geheel zijn opgenomen. Dat betekent dat er daar geen “schone” monsters van oude akkerlagen meer kunnen worden genomen om deze op zaden en stuifmeel van oude geteelde gewassen te onderzoeken. In de foto hieronder is duidelijk te zien dat de scherp begrensde sporen van de keerploeg tot in de top van het keizand (een verweringsproduct van de keileem uit de Saale ijstijd, toen Noord-Nederland door landijs bedekt was) door zijn gedrongen. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat in deze putten weinig vondsten zijn gedaan: scherven van aardewerk zullen door het ploegen zelf – maar ook het aan maaiveld brengen ervan, hetgeen de scherven kwetsbaar maakt door vorst en betreding – grotendeels zijn vergaan. Wel worden nog af en toe kleine fragmenten vuursteen gevonden, maar hiervan is nog niet duidelijk of deze voorafgaand of tijdens het gebruik van het raatakkercomplex dateren.

Vlakken en profielen

Werkputten 1 en 2